In de grafische
industrie worden alle handelingen na het drukken van tekst en illustratie
beschouwd als afwerking.
Sommige van deze
handelingen worden door de drukker verricht, andere door binderijen.
Binderijen doen
veel meer dan alleen binden van boeken.
Vrijwel altijd
wordt het gedrukte materiaal gesneden en gevouwen.
Simpel snij- en
vouwwerk wordt vaak door de drukker zelf gedaan.
Is het echter
simpel, maar gaat het om een grote oplage, dan zal de drukker ook een binder
inschakelen.
De binder verzorgt
na de bedrukking van de ongevouwen, zogenoemde planovellen, het:
-
vouwen,
-
met een tweeslag-,
drieslag-, wikkel-, zigzag-, waaier- of kruisslagvouwmachines, al of niet
in combinatie met elkaar; dit komt voor bij veruit het meeste drukwerk;
-
stansen,
-
waarmee wordt aangeduid
dat door middel van messen, die in vrijwel elke willekeurige vorm op bestelling
vervaardigd kunnen worden, figuren uit karton, papier of kunststof worden
gesneden of daarin worden uitgespaard. Het maakt daarbij niet uit of het
nu gaat om simpele figuren als een rechthoek, bijvoorbeeld in gebruik als
venster in een omslag van rapporten, of om kunstige, gekartelde figuren
als bijvoorbeeld een bloem;
-
kan ook door de drukker
zelf worden uitgevoerd; tegenwoordig ook 'in line' ofwel niet als
aparte verrichting na het drukken, maar in de drukpers, als onderdeel van
het drukproces. Hierdoor vermindert de 'inschiet', het papierverlies door
het op gang brengen van het papierdoorvoerproces voor drukken of afwerken,
omdat er geen aparte handeling verricht hoeft te worden in een nieuw deelproces
en/of ander apparaat.
-
sinds ca. 15 jaar
bestaat ook 'lasercutting', een manier om met behulp van
laserstralen zeer snel ragfijne vormen uit papier weg te branden;
-
pregen,
ook wel prägen,
-
waarmee wordt aangeduid
dat door middel van een harde hoogdrukvorm en een tegenvorm, een reliëf
wordt geperst in papier of karton. Ook in dit geval kunnen simpele en ingewikkelde
vormen worden vervaardigd. Dikwijls wordt zo een reliëf aangebracht
op plaatsen die voordien in exact dezelfde vorm met inkt bedrukt zijn.
-
Men spreekt van blindpregen
indien geen bedrukking vooraf plaatsvond en alleen het reliëf bereikt
moet worden; (kan ook door de drukker zelf worden uitgevoerd).
-
rillen,
-
waarmee wordt aangeduid
dat door middel van een soort (bot) mes een rechte lijn in het papier wordt
geperst, zodat op die plek het papier gemakkelijker gevouwen kan worden,
zonder elders beschadigd te raken; (kan ook door de drukker zelf worden
uitgevoerd);
-
perforeren,
-
waarmee wordt aangeduid
dat door middel van een soort kartelmes, rijen zeer kleine gaatjes in het
papier worden aangebracht, zodat langs die lijnen uit het papier gemakkelijker
bijvoorbeeld een antwoordkaart of bestelformulier is uit te scheuren, zonder
dat daarbij het papier verder uitscheurt; (kan ook door de drukker zelf
worden uitgevoerd);
-
boren,
-
is het elektrisch
gaten in het papier of karton boren, zodat het bedrukte materiaal gemakkelijk
in een ordner opgeborgen kan worden (kan ook door de drukker zelf uitgevoerd
worden). Deze handeling, die vooral voorkomt voor twee, drie, vier en 23
gaten, wordt in de kantooromgeving aangeduid met perforeren (zie hiervoor);
-
rondhoeken,
-
waarmee wordt aangeduid
dat door middel van ronde messen de hoeken van papier of karton afgerond
worden om de vorm mooier of praktischer te laten zijn. Dit komt voor bij
visitekaartjes, bij speelkaarten en stickers, maar ook veel bij placemats;
-
nieten,
-
is het door middel
van metaaldraad katernen of vellen bij elkaar worden gehouden (kan ook
door de drukker zelf worden uitgevoerd);
-
holnieten,
-
is het door middel
van een kort metalen buisje vellen papier of karton bijeen gehouden worden,
bijvoorbeeld in gebruik bij stalenboeken en kleurenwaaiers in de verfindustrie;
-
numeroteren
of
nummeren,
-
is het door middel
van kleine drukvormen met automatisch verspringende cijferwerken, op drukwerken
opbrengen van individuele nummers, met name op formulieren, (waarde)bonnen,
loten, en dergelijke (kan ook door de drukker zelf worden uitgevoerd);
-
gommeren,
-
waarmee wordt aangeduid
dat op drukwerk (kleine, smalle) gedeelten worden voorzien van gom of soortgelijke
lijmsoorten, om te kunnen bereiken dat bijvoorbeeld zegels, enveloppen
of formulieren eenvoudig dichtgeplakt kunnen worden (kan ook door de drukker
zelf worden uitgevoerd);
-
lakken,
-
waarmee wordt aangeduid
dat op (delen van) drukwerk een blanke lak of vernis wordt aangebracht,
ofwel omdat het drukwerk hiermee wordt beschermd tegen vette vingers, ofwel
omdat door hogere glans een afbeelding of grafisch effect beter tot zijn
recht komt; (kan ook door de drukker zelf worden uitgevoerd);
-
lamineren,
-
waarmee wordt aangeduid
dat een drukwerk aan een of beide zijden wordt voorzien van een transparante
kunststoffolie, om te kunnen bereiken dat het drukwerk niet beschadigd
wordt door vocht, vet, vuil en de levensduur verlengd of het gebruiksgemak
vergroot wordt;
De hiervoor
aangegeven activiteiten zijn duidelijke afwerkingsvormen.
De binder verzorgt
vanzelfsprekend ook de traditionele bindersactiviteiten, waarvan de belangrijkste
zijn:
-
brocheren,
-
waarmee wordt aangeduid
dat om het binnenwerk van een boekblok een omslag wordt gehecht;
-
hechten,
-
waarmee wordt aangeduid
dat vellen of katernen in elkaar worden gestoken en in dezelfde beweging
in de rug worden geniet met metaaldraad;
-
garenloos
binden,
-
waarmee wordt aangeduid
dat de ruggen van katernen van een boekblok eerst worden afgefreesd en
vervolgens worden gelijmd, waarna een omslag om het geheel wordt geplakt;
deze methode wordt ook wel 'lumbecken' genoemd;
-
naaien,
-
waarmee wordt aangeduid
dat de katernen van een boekblok eerst individueel en vervolgens aan elkaar
met (kunststof)draad worden genaaid;
-
stempelen,
-
waarmee wordt aangeduid
dat een boekband, van karton, kunststof of linnen door middel van preegtechniek
en/of foliedruk van titeltekst, vignetten of illustraties wordt voorzien.
|